Publicatiedatum 10-09-2023 Laatst gewijzigd 18-09-2023
Hij had alles – de sound, de songs en de looks – om een van de grootste popsterren van de jaren tachtig te worden. Kort na het uitkomen van zijn verpletterende debuut Introducing The Hardline According To schitterde de ster van Terence Trent D’Arby ook even heel fel. Toen zijn ego echter net zo groot bleek te zijn als zijn talent, stortte alles als een kaartenhuis in elkaar. Vandaar dat we ons afvragen: hoe is het met… Terence Trent D’Arby?
Terence Trent D’Arby, in 1962 in New York geboren als Terence Trent Howard, was in veel opzichten de volmaakte popster. Hij zag er goed uit, had de fluwelen, licht hese stem die herinnerde aan soulzanger Sam Cooke, hij bleek in staat prachtige popsongs te schrijven én hij was een virtuoze multi-instrumentalist. Het verhaal had ook een prettig ruw randje. De romanticus met de geloken slaapkamerogen was in een vorig leven een professioneel boxer en als soldaat in het Amerikaanse lager was hij lange tijd gelegerd in Duitsland. Muziek was echter zijn grote passie en in Duitsland had hij, als lid van de band The Touch, al zijn eerste album opgenomen.
Het was in Engeland dat hij een willig oor vond voor zijn eigen werk. Hij tekende er een platencontract en in de zomer van 1987 verscheen zijn debuut Introducing The Hardline According To Terence Trent D’Arby. Het was een instant succes, vooral in Europa. Zo stoomde het alleen al in Engeland en Nederland op naar de eerste plaats van de albumlijst. In ons land scoorde hij ook nog eens een indrukwekkende reeks hits met de van het album afkomstige singles: If You Let Me Stay (# 12), Wishing Well (# 1), Dance Little Sister (# 3), Sign Your Name (# 2) en Rain (# 23). Met enige vertraging ging later dat jaar ook Amerika overstag. Zijn debuut zou het tot de 4e plaat van de Billboard Top 200 schoppen, terwijl het in 1988 met een Grammy onderscheiden zou worden. Niet alleen de verkoopcijfers glansden, ook de recensies waren unaniem positief. Er was vooral veel waardering voor het gemak waarmee hij invloeden uit de rock, pop, funk en soul wist te combineren.
De journalisten die in die periode tegenover Terence Trent D’Arby kwamen te zitten, kregen te maken met een wel erg zelfbewuste muzikant. Het succes leek hem naar het gedreadlockte hoofd gestegen te zijn. De zanger vergeleek zichzelf met Michael Jackson en Madonna. Hij stelde daarnaast regelmatig dat hij met zijn debuut een Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band van de jaren tachtig had afgeleverd. Nu is elke vergelijking met The Beatles altijd een tikje riskant, maar juist in 1987 stond die muzikale mijlpaal vanwege het 20-jarige jubileum weer middenin de belangstelling.
Achteraf gezien was de referentie misschien niet zo bizar. Vanwege de unieke, revolutionaire mix aan stijlen en de kwaliteit van de songs was Introducing The Hardline According To Terence Trent D’Arby inderdaad een van de belangrijkste albums van de late jaren tachtig. De interviews zorgden er alleen wel voor dat de journalisten die hem even eerder omhoog geschreven hadden, heimelijk hun messen gingen slijpen. Die kwamen tevoorschijn toen in 1989 Neither Fish Nor Flesh verscheen, het belangrijke tweede album.
Het was een goede, dappere plaat waarop de zanger zijn vleugels nog verder uitsloeg. Stilistisch was zijn geluid bonter dan ooit. Het bezorgde zijn critici echter de munitie om het werkstuk als te pretentieus af te schilderen. Het typische album van een artiest die zichzelf overschat, was de conclusie van menige recensie. De gevolgen waren voorspelbaar: ‘Flesh’ verkocht maar een fractie van het debuut, hitsingles leverde het nauwelijks op. In 1993 probeerde hij het tij te keren met het iets behoudender Symphony or Damn, maar het was te laat. Gezien de titel van zijn vierde album, Vibrator uit 1995, leek hij er toen ook zelf niet meer in te geloven.
Het werd vervolgens lang stil rond Terence Trent D’Arby. We kregen hem alleen even te zien toen hij in 1999 tijdens een optreden van Inxs eenmalig de opengevallen plaats van zanger Michael Hutchence innam. Later bleek dat de zanger deze periode vooral gebruikt had om te mediteren. Vanwege het plotselinge einde van zijn loopbaan voelde hij de behoefte om met zichzelf in het reine te komen. De grote mentale schoonmaak dreef hem uiteindelijk tot een dramatische beslissing. In 2001 liet hij zijn naam officieel veranderen in Sananda Maitreya, waarmee hij zijn marketingtechnische zelfmoord effectief afrondde.
In datzelfde jaar verscheen Wildcard. Het bleek een uitstekend album te zijn, dat vermoedelijk goed verkocht had als het onder de vertrouwde vlag in de platenbakken was verschenen. Onder zijn nieuwe, volkomen onbekende naam was het echter gedoemd te mislukken. Het weerhield Sananda Maitreya, die zich inmiddels gevestigd had in Italië, er niet van om in de jaren die volgden een hele reeks nieuwe albums uit te brengen. Van wisselende kwaliteit, allemaal in eigen beheer en voorzien van weinig uitnodigende titels als Nigor Mortis, Return To Zooathalon, The Rise Of The Zugebrian Time Lords.
In recente interviews blikt de zanger met opvallend weinig bitterheid terug. Hij trouwde in 2003 met de beeldschone presentatrice en architecte Francesca Francone, waarmee hij twee kinderen heeft. Hij maakt albums zoals hij dat wil. Hij springt daarop naar believen heen en weer tussen allerlei muziekstijlen. In de teksten geeft hij zich onbekommerd over aan diepgravende filosofische en spirituele bespiegelingen. Kortom, het zijn platen zoals hij die graag maakt. Of ze ook verkopen, lijkt van secundair belang. Totale artistieke vrijheid is kennelijk ook wat waard.
Voor degenen die het decennium bewust hebben meegemaakt, is het altijd weer even slikken: de jaren 80 liggen alweer bijna 35 jaar achter ons. Toch blijft het tijdperk ons...