Publicatiedatum 29-09-2023 Laatst gewijzigd 03-10-2023
“Now what you hear is not a test…”
Hiphop ontstond 50 jaar geleden in de zomer van 1973 in de Bronx in New York, in eerste instantie puur als een livecultuur. Laagdrempelig, zinderend, spontaan, improviserend, rauw, innovatief. Vinylplaten en platenspelers waren niet meer alleen geluidsdragers om muziek af te spelen, maar werden een bron voor een geheel nieuwe artistieke energie, dynamiek, ritmes en creaties. De straat werd een dansvloer voor b-boys en b-girls. De muren volgespoten met de nieuwste graffiti-stijlen.
Om daar in eerste instantie echt iets wezenlijks van mee te krijgen, moest je in de loop van de jaren 70 wel ook fysiek aanwezig zijn op de straten, parken, zalen en buurtfeesten: echt bij de sets van cruciale gangmakers als DJ Kool Herc, Afrika Bambaataa en Grandmaster Flash en hun klassieke en pionierende hiphopcrews. In die eerste jaren kenden de belangrijkste innovatoren in de hiphopcultuur elkaar gewoon uit de plaatselijke scene. Het aanvankelijke speelveld van wat uiteindelijk zou uitgroeien tot een wereldwijd vertakte en bijzonder invloedrijke cultuur en industrie, was in die periode nog erg compact en overzichtelijk.
Dat veranderde toen de eerste rappers en DJ’s uit New York eind jaren 70 de overstap maakte naar de muziekindustrie. De eerste acts werden getekend door labels, de eerste platen werden uitgebracht, en de eerste voorzichtige media-aandacht voor de nog jonge cultuur volgde. Het eerste hiphopnummer dat op plaat uitkwam was King Tim III (Personality Jock) van Fatback Band. In eerste instantie een betrekkelijk anonieme b-kant, die snel werd opgewaardeerd toen het later verschenen Rapper’s Delight wereldwijd ontplofte. Rapper’s Delight verscheen op Sugarhill Records van Sylvia Robinson – ooit zelf als artiest succesvol als R&B-zangeres en inmiddels actief achter de schermen van de muziekindustrie. Robinson zag vroeg de potentie van het vertalen van de livecultuur hiphop naar de studio’s van de muziekindustrie. Ze produceerde de iconische hit en zocht de rappers bij elkaar die de groep Sugarhill Gang vormden.
Het hitsucces van Rapper’s Delight markeerde het begin van hiphop als succesvolle industrie. Er werden miljoenen exemplaren van verkocht en het stond in 1980 drie weken op nummer 1 in de Nederlandse Top 40. Rapper’s Delight is gebaseerd op de stuwende baslijn van discohit Good Times van Chic, en vatte op plaat vrij 1-op-1 de live-beleving en interactie samen van de wisselwerking tussen de hiphop-DJ en MC’s. Er was in de prille hiphopscene veel kritiek op de door het platenlabel bij elkaar geraapte en onder de harde kern onbekende rapgroep maar het feit dat die dynamiek ook op plaat werkte, was voor velen een eye-opener. De oerversie van Rapper’s Delight duurde een klein kwartier, en Public Enemy’s Chuck D herinnert zich in één van zijn boeken dat hij het knap vond dat ze de hiphop-ervaring zo compact op plaat hadden samengevat. Ook cruciaal in de beginjaren van rap als studioproduct, was de release van het baanbrekende The Adventures of Grandmaster Flash on the Wheels of Steel uit 1981- een spectaculaire live-DJ-mix die eveneens werd uitgebracht als single op Sugarhill Records. Je hoefde niet langer met open mond in de buurt van de grootmeester zelf te staan, om door zijn DJ-vakmanschap overrompeld te worden.
De doelgroep van de rechnische innovaties en watervlugge technieken die Grandmaster Flash achter de draaitafels had ontwikkeld, was met de single-release in één klap enorm geworden, en zijn artistieke invloed ook. Zo was een piepjonge Dr. Dre aan de andere kant van het land in Los Angeles, volledig van zijn sokken geblazen en, zo vertelde hij later, schroefde hij nog op de dag dat hij de single-mix van Flash voor het eerst hoorde, de platenspelers in zijn eigen huis uit elkaar.
De evolutie van hiphop van live- naar ook een studiocultuur, had grote muzikale gevolgen, die tot op de dag van vandaag nadreunen. De rol van de DJ werd minder belangrijk, en de master of ceremony die vanouds vooral het publiek opzweepte, kreeg een totaal andere rol. De MC was die eerste jaren een aanstekelijke gastheer geweest, die live soepel schakelend op iedere verandering in de beat of de ritmische scratches van zijn DJ; overtuigend boven al het feestgedruis moest uitkomen, en die het liefst op orkaankracht het feest vakkundig gaande hield.
Eenmaal op plaat ontwikkelde hiphop zich muzikaal als het domein van de MC – de rapper als artiest en verteller. De artistieke criteria veranderden: live was de meest gerespecteerde MC doorgaans een virtuoze, charismatische gangmaker geweest die snel kon inspelen op elke handeling en improvisatie van zijn DJ – spontaan, spitsvondig, en met een stevige stem en een tas vol aanstekelijke leuzen om op het publiek af te vuren. In de opnamestudio werden heel andere criteria belangrijk. Er was meer tijd om aan teksten te werken, en om vocalen goed te laten klinken. Tegenover de spontaniteit van de DJ-gedreven livecultuur, ontstond een studiocultuur, waarin juist sessiemuzikanten en producers muzikaal het voortouw begonnen te nemen en vocalisten vanaf het begin de belangrijkste spil werden van de opnamesessies.
En waar de eerste hiphop-DJ’s het gewoon waren bestaand werk van een nieuwe opzwepende context te voorzien, ontstonden bij de vermarkting van de livecultuur direct ook, vanaf dag 1, juridische geschillen over copyright – zoals bijvoorbeeld rond die ene, iconische, herkenbare en invloedrijke baslijn van Bernard Edwards van Chic die doorbraakhit Rapper’s Delight de wereld over had helpen duwen.
Een van de belangrijkste muzikale revoluties in de vroege begindagen van hiphop, was een nieuwe manier van kijken naar de rol van de DJ - en de mogelijkheden van diens apparatuur....
Hiphop bestaat 50 jaar. De oerknal voor de inmiddels al decennia succesvolle, impactrijke en wijdvertakte hiphopcultuur, was een ‘Back To School Jam’ van grondlegger DJ Kool...